Na Vietnam is Laos de tweede bestemming in onze zes weken durende rugzakreis. In het reisverhaal van Vietnam kan je lezen hoe we reisden van zuid naar noord. Nu nemen we in Hanoi het vliegtuig naar Luang Prabang, om vervolgens van noord naar zuid te reizen. Onderweg doen we Vang Vieng en Vientiane aan en reizen zo af naar onze eindbestemming Thailand. Daar sluiten we onze low budget trektocht af in luxe met een exotische strandvakantie op een palmboomeiland met maagdelijk witte stranden.
Veilig, maar primitief vliegen met Lao Airlines
Met een vlucht van Vietnam Airlines stijgen we op in Hanoi en in minder dan een uur zijn we op Laotiaans grondgebied. We landen in de hoofdstad Vientiane. We regelen er ons visum voor Laos en dan is het in principe vier uur wachten op de verbinding naar Luang Prabang. We slenteren wat rond in de kleine luchthaven. Internationale luchthavens zijn vaak modern. Bij binnenlandse vluchten is de infrastructuur heel wat minder. Een bouwvallig gebouwtje waar de bagage gewogen wordt op een beenhouwersweegschaal, een wachtzaaltje met zicht op de startbaan en een hostess die de taks ontvangt. Meer moet je niet verwachten.
Even later zien we door het raampje hoe onze rode rugzakken met een pickup naar het vliegtuig op de startbaan worden gebracht. Als we ons informeren, blijkt dat ze dachten dat we nog bij de ochtendvlucht hoorden en enige telefoontjes later zitten we er ook effectief op. Er waren nog twee vrije plaatsen. Geen extra formaliteiten, alleen een snelle paspoortcontrole en gewoon vertrouwen hebben in de mensen zeker? Iets wat wij ook wel moeten hebben in de piloot en het vliegtuigje. Naast het feit dat we voor de eerste keer in een kleine propeller vliegen, zien we het hostessje een kruisje maken voor het opstijgen. Iets wat zijn nut bewijst, want 45 minuten later landen we zonder problemen.
De koningsstad Luang Prabang
In de hoofdstraat van Luang Prabang en de straten die erop uitkomen zijn er tal van goedkope guesthouses. We gaan het stadje in en beginnen onze verkenning met de beklimming van de heuvel Phousi. Meer dan 300 treden later kom je boven en kan je genieten van een prachtig uitzicht op de Mekong en de belangrijkste gebouwen van de stad. Er is ook een kleine tempel, maar veel is dat niet. Interessanter is de monnik die er vlakbij zit en die open staat voor een babbeltje. Zo zijn we vlug op de hoogte van alles wat er in de buurt te zien en te doen is.
Het was onze bedoeling om de volgende dag om 6 uur ’s morgens te gaan kijken naar de bedelronde van de monniken, maar we slagen er niet in om op tijd op te staan. De ronde duurt 20 minuten. De monniken bedelen ‘s morgens bij de lokale bevolking om hun dagelijkse dosis voedsel. Als we dan toch ons bed zijn uitgeraakt, huren we een fiets en beginnen we aan onze eerste Wat (tempel). Elke tempel is gedecoreerd met vele muurschilderingen, boeddha’s in allerlei stijlen, houtsnijwerk en bladgoud.
Vervolgens brengen we een bezoek aan het voormalige Koninklijke Paleis. Op blote voeten lopen we door de verschillende kamers van het paleis. Het paleis is momenteel een museum en herbergt onder andere de Pha Bang, een massief gouden Boeddhabeeldje dat tevens het heiligste Boeddhabeeld van Laos is. Luang Prabang dankt zijn naam ook aan dit beeldje.
Maar er is meer te zien in het museum: officiële gewaden van de koninklijke familie, wapens, zadels, muziekinstrumenten en dansmaskers. Verder een collectie Boeddhabeelden die voor het grootste gedeelte afkomstig zijn uit verwoeste of verlaten tempels in Luang Prabang en omgeving, en geschenken van buitenlandse heersers aan de toenmalige koning van Laos. Waaronder een miniatuurmodel van het Amerikaanse maanvoertuig ‘Spacelander’ en een stukje steen van de maan dat door Amerika werd geschonken. Bij de ingang tref je ook een Wat aan, een standbeeld van koning Sisavang Vong en een theater.
We fietsen verder naar de markt, vandaar naar een kleine waterval en eindigen laat in de namiddag aan de zoveelste Wat. Deze is echter niet zo speciaal, maar het uitzicht op de Mekong en het landschap erachter is fenomenaal.
De watervallen van Kuang Si
De watervallen van Kuang Si bevinden zich 30 kilometer ten zuiden van Luang Prabang. De rit leggen we af met een minibusje en gezien net buiten Luang Prabang de geasfalteerde weg ophoudt, is de reis over onverharde en zanderige wegen een hele onderneming. De omgeving is groen en mooi en overal vliegen bontgekleurde vlinders.
De waterval bevindt zich in een bos. We moeten eerst een bospad aflopen en passeren daarbij een klein dierenpark. De waterval zelf is de moeite waard. Het water stort zich vanaf de top via terrassen naar beneden en mondt uit in kleine groene en blauwe meertjes. Via een pad over de beboste helling klimmen we omhoog langsheen de waterval. Zo nu en dan is het steil en glibberig. Boven gekomen kan je de rivier oversteken en zie je hoe deze zich in de diepte stort. Enkele waaghalzen baden in één van de lager gelegen terrassen, waar een deel van de waterval in neerplenst. Boven aan de waterval heb je een mooi zicht op de groene heuvels en de omgeving.
Bij het terugkeren stoten we nog op enkele Laotiaanse vrouwen die duidelijk de goede verkoop van die dag aan het vieren zijn met bier en whisky. De rest kan hen blijkbaar niet veel meer schelen. Terug in Luang Prabang is het reeds avond. De straten hebben zich gevuld met ambachtsvrouwen van de Hmong die er tassen, kledingstukken en stoffen met traditionele motieven verkopen. Het is ook het einde van ons verblijf, want voor de volgende dag hebben we een busrit geboekt naar Vang Vieng.
Karstlandschap van Vang Vieng
Volgens de reisboeken is Vang Vieng een oase van rust, maar dat lijkt te veranderen. Vang Vieng heeft zich blijkbaar in hoog tempo tot een geliefd vakantiedorp voor budgetreizigers ontwikkeld. Het dorp heeft maar een paar zanderige, onverharde straten, waarlangs zich guesthouses, restaurants, internetcafé’s en winkels hebben gevestigd. Vang Vieng zit vol met rugzaktoeristen op zoek naar avontuur. Er lijken zelfs meer toeristen dan locals te verblijven. Je gaat er voornamelijk naartoe om te moutainbiken, kajakken, raften, bergklimmen of andere outdoor sporten te beleven. De omgeving is wel prachtig. Vang Vieng ligt aan de rivier Nam Song te midden van de Karstbergen. Vang Vieng is een goede tussenstop op weg naar Vientiane. We vinden het dorpje wel iets te alternatief voor ons. Ons guesthouse lijkt wel iets weg te hebben van een jeugdherberg en in de meeste restaurantjes lig je aan tafel zoals bij de Romeinen en kan je intussen kijken naar Amerikaanse films. Veel trotters zijn dan ook Amerikaanse outdoor waaghalzen.
Wij genieten op de mountainbike van het stoffige Karstgebergte en zijn grotten en bij 40°C is het zalig om te kajakken en te ’tuben’ op de rivier. Op weg naar de Tham Poukham grot moet je twee keer de rivier over. De Laotianen trachten hier een centje te verdienen door tol te vragen op de bruggen. Eenmaal over de brug fietsen we het ongerepte achterland in. Met onze fietsjes is het soms wel hard labeur. De hitte maakt het er ook niet gemakkelijker op, maar de gedachte dat we bij de grot in een fris beekje kunnen springen, houdt ons recht. Vanop de fiets hebben we een prachtig zicht op het Karstgebergte, de velden en de lemen hutjes in de omgeving. Nadat we de toegang tot de grot hebben betaald, klauteren we over enkele steile rotspartijen naar de eigenlijke ingang. De grot bestaat uit twee zalen, maar voor een bezoek draag je best stevige schoenen en een zaklamp. Het is er immers aardedonker en de grot is niet ‘geprepareerd’.
Na een stoffige tocht langs de velden van Vang Vieng biedt de Nam Song de nodige verkoeling. Door de straten van Vang Vieng lopen toeristen af en aan met grote rubberen binnenbanden van vrachtwagens. De favoriete bezigheid is hier namelijk ’tuben’. Tussen de bergen, omgeven door een prachtig landschap, dobberen we in een rubberband de rivier af. Af en toe komen we in een stroomversnelling en in het begin zijn we op wat buffels na de enigen in de rivier. Maar al snel komen we in de buurt van dorpjes waar kinderen in de rivier spelen, vrouwen de was doen en mannen aan het vissen zijn. Vermits je al dobberend niet zo vlug gaat, kunnen we een tijdje een visser volgen en vaststellen dat hij toch niet zo veel vis vangt. Wat je ook zeker niet zal doen, is omkomen van de dorst. Om de paar honderd meter word je aangeklampt om een Lao-biertje te nuttigen. Het is wel leuk, zo dobberen bij 40°C, maar na enkele uren verlaten we toch verweekt als een waterkieken de rivier.
Kajakken in Laos
Vermits we geen zin hebben in een lange rit naar de hoofdstad Vientiane, beslissen we om een deel van de tocht af te leggen met de kajak. We boeken een trip bij een lokaal reisbureautje. Voorzien van reddingsvest en helm, en onder begeleiding van een gids gaan we de rivier op.
De kajaktocht is prachtig. We kajakken tussen het grillige gebergte en door de sterke stroming hoeven we ons niet eens in te spannen. Af en toe passeren we een stroomversnelling en wordt vooral Veerle – vooraan in de kajak – kletsnat. Zo links en rechts valt er eentje uit zijn kajak, maar wij blijven de hele tocht in het bootje. Onze waardevolle spullen zitten in een waterdichte tas, stevig vastgeketend aan de boot.
Bij één van de stroomversnellingen kunnen is er een leuke attractie. Je mag er in de stroomversnelling springen en hopen dat je er enkele meters verder weer uit komt. Klinkt erg en dat is het eigenlijk wel. Bart gaat ervoor en moet vaststellen dat je eigenlijk geen enkel verweer hebt. Honderd meter verder kom je gelukkig weer boven water en kan je terug opgelucht ademen. Op deze versnelling leer je ook echt kajakken. We volgen de instructies van onze gids op en peddelen heftig links en rechts, tegengesteld aan de richting waarin onze boot dreigt te kapseizen. De neus van ons bootje duikt het water in, het water vliegt ons rond de oren, we zijn kleddernat, maar we halen de finish zonder kapseizen.
Na deze waaghalzerij volgt een barbecue, die op één van de rotsen langs de rivier wordt bereid. Wanneer je je portie rijst en kip binnen hebt, kan het laatste stukje kajakken beginnen. Het laatste deel van de tocht leggen we af met een busje. In minder dan 2 uur rijden zijn we in Vientiane. De houten en rieten huizen maken plaats voor betonnen woningen.
De hoofdstad Vientiane
Vientiane is de hoofdstad en tevens grootste stad van Laos, maar het lijkt meer op een dorp. Het is hier erg rustig en het is waarschijnlijk de kalmste hoofdstad in Azië. Na Vietnam is het opvallend dat er zo weinig scooters rijden. Laos is ook lange tijd een Franse kolonie geweest en daarom doet Vientiane ook zeer Frans aan. Er zijn nog veel Franse gebouwen te zien. Er is hier zo weinig te doen dat verveling snel kan optreden. ‘s Morgens huren we een fiets en gaan op ververkenning. We beginnen bij de Pha That Luang of Grote Stoepa, het belangrijkste monument van Vientiane. Vervolgens trekken we naar Pratuxai of de Overwinningspoort, een triomfboog die zo uit Frankrijk kon komen. Je kunt hem beklimmen en hebt zo een uitzicht over heel de stad.
Op onze tocht langs de rivier zien we een groot, wit koloniaal gebouw: het presidentieel paleis. Het gebouw werd ooit gebouwd als de ambtswoning voor de Franse gouverneur. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid ging het gebouw echter fungeren als residentie van de koninklijke familie. Het paleis is helaas voor het publiek gesloten en het wordt voor een groot deel aan het oog onttrokken. We bezoeken ook nog enkele Wats in Vientiane, ook al hebben we het gevoel dat we na onze rondreis door Vietnam en Laos wel verzadigd zijn wat tempels betreft.
Ons vertrek uit Vientiane loopt minder vlot dan verwacht. Ook al lijkt het een rustige hoofdstad, de treinen zowel overdag als ‘s nachts, en ook de vluchten naar Bangkok zijn volgeboekt voor de volgende dagen. Het enige wat ons nog rest is een nachtbus. Op deze nachtbus hebben we onze eerste echte negatieve reiservaring. We doen de schrik van ons leven op en belanden in het Sofitel van Khon Kaen. We hadden onze rentree in Thailand anders voorgesteld. We vertellen het volledige avontuur in ons reisverhaal over Thailand.